Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 6:23-29 BasisBijbel (BB)

23. Het is goed bewapend met speren en bogen. Het is een wreed volk dat geen medelijden kent en geen genade heeft. Hun leger van paarden nadert, dreunend als de zee. Ze zijn klaar voor de strijd tegen jou, Jeruzalem!"

24. [ Jeremia zegt: ] "We hebben gehoord dat ze eraan komen. We zijn doodsbang. We beven allemaal van angst.

25. Ga niet naar je akkers. Ga de weg niet op. Want de vijand is overal! Overal is gevaar.

26. Jeruzalem, doe rouwkleren aan! Treur zo hevig alsof je treurt over de dood van je enige zoon. Huil bittere tranen. Want de vijand zal ons plotseling overvallen."

27. [ De Heer zegt: ] "Jeremia, jij bent mijn wachttoren. Jij moet opletten wat de mensen doen. Jij bent mijn keurmeester. Jij moet het leven van de mensen bekijken en keuren.

28. Je zal het zien: ze zijn allemaal slechter dan slecht. Ze doen niet anders dan kwaadspreken. Ze zijn zo slecht als [ roestig ] koper, als [ roestig ] ijzer. Moordenaars zijn het.

29. Mijn blaasbalg is verbrand, zó heet heb Ik mijn vuur ermee opgestookt. Het lood verbrandt, maar hoe Ik mijn best ook doe, het lukt niet om [ in mijn smelt-oven ] het kwaad uit mijn volk weg te smelten. Ze zijn door en door slecht.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 6