Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 6:20-28 BasisBijbel (BB)

20. Wat heb Ik aan hun offers van de duurste wierook en de beste kaneel uit verre landen? Wat moet Ik ermee? Ik geniet ook niet van hun brand-offers en vlees-offers. Ik ben er helemaal niet blij mee.

21. Daarom zal Ik een struikelblok voor hen neerleggen. Daar zullen ze allemaal over vallen. Vaders, kinderen, buren en vrienden. Ze zullen allemaal sterven. Allemaal."

22. De Heer zegt: "Let op, er komt een volk uit het noorden. Een groot volk in een ver land maakt zich klaar voor de strijd.

23. Het is goed bewapend met speren en bogen. Het is een wreed volk dat geen medelijden kent en geen genade heeft. Hun leger van paarden nadert, dreunend als de zee. Ze zijn klaar voor de strijd tegen jou, Jeruzalem!"

24. [ Jeremia zegt: ] "We hebben gehoord dat ze eraan komen. We zijn doodsbang. We beven allemaal van angst.

25. Ga niet naar je akkers. Ga de weg niet op. Want de vijand is overal! Overal is gevaar.

26. Jeruzalem, doe rouwkleren aan! Treur zo hevig alsof je treurt over de dood van je enige zoon. Huil bittere tranen. Want de vijand zal ons plotseling overvallen."

27. [ De Heer zegt: ] "Jeremia, jij bent mijn wachttoren. Jij moet opletten wat de mensen doen. Jij bent mijn keurmeester. Jij moet het leven van de mensen bekijken en keuren.

28. Je zal het zien: ze zijn allemaal slechter dan slecht. Ze doen niet anders dan kwaadspreken. Ze zijn zo slecht als [ roestig ] koper, als [ roestig ] ijzer. Moordenaars zijn het.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 6