Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 6:1-9 BasisBijbel (BB)

1. [ Jeremia zegt: ] "Zorg dat je wegkomt, stam van Benjamin! Vlucht allemaal Jeruzalem uit! Blaas in Tekoa alarm op de ramshoorn! Steek de vuren op Bet-Kerem aan om alarm te slaan! Want er komt een ramp uit het noorden, een grote ramp.

2. Jeruzalem is te vergelijken met een prachtige weide, maar de Heer gaat die weide vernietigen.

3. Herders komen er met hun kudden geiten naartoe. Ze zetten er hun tenten op en laten hun vee het grasland kaalvreten. [ En zoals de kudden het grasland kaalvreten, zo komen legers uit een ver land Jeruzalem helemaal leegplunderen. ]

4. Ze moedigen elkaar aan: 'Kom, maak je klaar om vanmiddag Jeruzalem aan te vallen! Wat jammer, het is er al te laat voor, want het wordt al avond.

5. Laten we dan vannacht aanvallen! We gaan alle paleizen van de stad verwoesten.'

6. De Heer van de hemelse legers zegt [ tegen de vijand ]: Hak bomen om. Maak daarvan een wal om over de muur van Jeruzalem te klimmen. Deze stad moet gestraft worden omdat ze door en door slecht is.

7. Zoals er uit een bron aldoor water opborrelt, zo borrelt er aldoor misdaad op uit Jeruzalem. Overal is geweld en misdaad. Aldoor zie Ik hoe ziek en verwond de stad is.

8. Jeruzalem, verander en kom bij Mij terug! Anders zal Ik je verlaten. Dan zul je veranderen in een wildernis, een onbewoond land!"

9. Dit zegt de Heer van de hemelse legers: "Wat er overblijft van Israël zal helemaal kaalgeplukt worden, net zoals je de laatste druiven van een wijnstruik plukt. Het land zal doorzocht worden, zoals een wijnboer met zijn hand tussen de takken zoekt naar de laatste druiven."

Lees verder hoofdstuk Jeremia 6