Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 51:20-30 BasisBijbel (BB)

20. [ De Heer zegt: ] "Babel, jij bent mijn hamer. Jij bent het wapen waarmee Ik volken neersla en koninkrijken vernietig.

21. Met jou zal Ik paarden en ruiters neerslaan, strijdwagens en hun menners.

22. Met jou sla Ik mannen en vrouwen neer, jong en oud, jongens en meisjes,

23. herders en kudden, boeren en ossenploegen, bestuurders van provincies en van steden.

24. Maar op een dag zal Ik Babel en alle bewoners van Babylonië straffen voor alle vreselijke dingen die ze Jeruzalem hebben aangedaan, zegt de Heer.

25. Pas maar op! Je bent als een vulkaan waar een stroom van slechtheid als lava uit stroomt. Jij verwoest de hele aarde. Maar Ik zal je straffen. Ik zal je veranderen in een smeulende hoop as.

26. Geen steen van jouw berg zal nog gebruikt worden om een huis mee te bouwen of fundamenten voor een stadsmuur mee te leggen. Je zal voor eeuwig in puin blijven liggen, zegt de Heer.

27. Geef het sein voor de aanval! Blaas op de ramshoorn, laat alle volken het horen! Roep de volken bij elkaar tegen deze stad! Roep de koninkrijken van Ararat, Minni en Askenaz om tegen Babel te strijden! Wijs legeraanvoerders aan! Laat paarden komen, ontelbaar als een zwerm sprinkhanen!

28. Roep de volken bij elkaar om te strijden tegen Babel! Roep de koningen van Medië, zijn bestuurders van provincies en steden, ja het hele land!

29. De aarde zal beven wanneer gebeurt wat Ik over Babel heb besloten. Heel Babylonië zal verwoest worden. Er zal niemand meer wonen. Mijn plan staat vast.

30. Babels helden zitten in hun burchten. Ze hebben de strijd opgegeven. Ze zijn doodsbang. Hun huizen staan in brand. De grendels van de poorten zijn gebroken.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 51