Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 48:26-30 BasisBijbel (BB)

26. De Heer zegt: Hoe durfde jij je tegen Mij te verzetten! Nu voer Ik je dronken [ met de wijn van mijn straf ], zodat je in je eigen braaksel zal vallen. Je zal door iedereen worden uitgelachen.

27. Want eerst heb jij, Moab, Israël uitgelachen, alsof Israël een betrapte dief was. Altijd als je over Israël praatte, schudde je lachend je hoofd.

28. Verlaat nu je steden en ga tussen de rotsen wonen, Moab! Wees als een duif die bij de ingang van een grot zijn nest maakt.

29. Iedereen weet hoe trots je altijd bent geweest. Trots, hoogmoedig en ongehoorzaam.

30. Ik ken je trots. Maar het stelde niets voor: nu ben je helemaal hulpeloos, zegt de Heer.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 48