Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 48:11-30 BasisBijbel (BB)

11. Moab heeft altijd rust gehad. Het heeft stil en vredig in zijn land gelegen, zoals wijn die rustig heeft liggen rijpen. Er is niet mee geschud, de wijn is ook niet van het ene vat in het andere gegoten. Daardoor zijn de smaak en de geur behouden gebleven. De bewoners van Moab zijn nooit als gevangenen meegenomen. [ Daardoor zijn ze aldoor precies hetzelfde gebleven en is hun houding nooit veranderd. ]

12. De Heer zegt: Op een dag zal Ik mannen uit een ander land naar Moab sturen. Zij komen die wijn aftappen. Ze zullen de vaten leegmaken en de kruiken stukgooien. Ze zullen de bewoners gevangen meenemen naar een ander land.

13. Moab vertrouwde op [ zijn god ] Kamos, maar tevergeefs. Net zoals het koninkrijk Israël tevergeefs op de god van Bet-El vertrouwde.

14. Moab, hoe kun je beweren dat je mannen helden zijn?

15. Want jij en al je steden zijn verwoest. Al je sterke mannen zijn geslacht, zegt de Koning, de Heer van de hemelse legers.

16. Het einde van Moab is nabij. Snel nadert zijn ondergang.

17. Buurlanden, treur over Moab en zeg: 'Hoe kon zó'n prachtig en machtig koninkrijk vernietigd worden?'

18. Bewoners van Dibon, kom jullie mooie huizen uit en ga in het stof op de grond zitten! Moab gaat verwoest worden. De muren en torens van Dibon ook.

19. Bewoners van Aroër, ga langs de weg staan. Vraag aan de vluchtelingen die voorbij komen wat er is gebeurd.

20. [ Ze zullen zeggen: ] 'Verschrikkelijk! Moab is veroverd. Wat een schande! Huil en schreeuw het uit! Vertel langs de hele Arnon-beek dat Moab is verwoest.'

21. Het land in de vlakte is gestraft: Holon, Jaza, Mefaät,

22. Dibon, Nebo, Bet-Diblataïm,

23. Kirjataïm, Bet-Gamul, Bet-Meon,

24. Keriot, Bozra en alle andere steden van het land Moab zijn vernietigd.

25. Moab is volkomen machteloos geworden.

26. De Heer zegt: Hoe durfde jij je tegen Mij te verzetten! Nu voer Ik je dronken [ met de wijn van mijn straf ], zodat je in je eigen braaksel zal vallen. Je zal door iedereen worden uitgelachen.

27. Want eerst heb jij, Moab, Israël uitgelachen, alsof Israël een betrapte dief was. Altijd als je over Israël praatte, schudde je lachend je hoofd.

28. Verlaat nu je steden en ga tussen de rotsen wonen, Moab! Wees als een duif die bij de ingang van een grot zijn nest maakt.

29. Iedereen weet hoe trots je altijd bent geweest. Trots, hoogmoedig en ongehoorzaam.

30. Ik ken je trots. Maar het stelde niets voor: nu ben je helemaal hulpeloos, zegt de Heer.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 48