Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 46:11-19 BasisBijbel (BB)

11. Ga naar Gilead en haal zalf, hoofdstad van Egypte. Je haalt allerlei geneesmiddelen, maar ze zullen je niet helpen. Je zal niet genezen.

12. Alle volken horen hoe slecht je er aan toe bent. In je hele land is je gejammer te horen. Want je helden zijn over elkaar gestruikeld. Ze zijn gevallen en gedood."

13. Toen koning Nebukadnezar met zijn leger Egypte kwam aanvallen, zei de Heer tegen mij:

14. "Vertel het rond in Egypte en zeg het in Migdol, Nof en Tachpanes: Stel je leger op en maak je klaar voor de strijd. Want het zwaard komt jullie verslinden.

15. Waarom hielden jullie machtigen geen stand? Omdat de Heer hen neersloeg!

16. De soldaten vielen in grote aantallen. Ze vielen over elkaar heen en riepen: 'Terug! Terug naar ons volk en ons geboorteland! Vlucht weg van de strijd!'

17. Daar riepen zij: 'De Farao is een opschepper! Hij liet het moment om in te grijpen voorbij gaan.'

18. Ik zweer bij Mijzelf, zegt de Koning, de Heer van de hemelse legers: Er komt iemand aan die zo machtig is als de berg Tabor, zo sterk als de berg Karmel aan de zee.

19. Bewoners van Nof, bereid je er maar op voor dat hij jullie gevangen zal meenemen. Leg maar alvast klaar wat jullie mee willen nemen. Want Nof zal verwoest en verbrand worden. Er zal niemand meer wonen.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 46