Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 39:8-13 BasisBijbel (BB)

8. De Babyloniërs staken het paleis en de huizen in brand. De muren van Jeruzalem braken ze af.

9. De aanvoerder van de lijfwacht, Nebuzaradan, nam alle mensen die in de stad waren overgebleven, gevangen mee naar Babel. Ook iedereen die naar Nebukadnezar was overgelopen.

10. Maar de allerarmste mensen, die helemaal niets hadden, liet hij in Juda achter. Hij gaf hun wijngaarden en akkers.

11. Koning Nebukadnezar had tegen Nebuzaradan gezegd

12. dat hij voor mij moest zorgen. Hij had gezegd: "Zorg voor Jeremia en doe hem geen kwaad. Geef hem alles waar hij om vraagt."

13. Nebuzaradan liet mij daarom door [ de ] Rabsaris Nebusazban, [ de ] Rabmag Nergalsarezer en [ nog ] een paar aanvoerders uit de gevangenis op de binnenplaats van het paleis halen.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 39