11. Koning Nebukadnezar had tegen Nebuzaradan gezegd
12. dat hij voor mij moest zorgen. Hij had gezegd: "Zorg voor Jeremia en doe hem geen kwaad. Geef hem alles waar hij om vraagt."
13. Nebuzaradan liet mij daarom door [ de ] Rabsaris Nebusazban, [ de ] Rabmag Nergalsarezer en [ nog ] een paar aanvoerders uit de gevangenis op de binnenplaats van het paleis halen.
14. Ze gaven Gedalja bevel mij te laten gaan. Zo bleef ik achter in Juda.
15. In de tijd dat ik in de gevangenis van het paleis zat, had de Heer tegen mij gezegd: