Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 37:10-17 BasisBijbel (BB)

10. En zelfs als u het hele leger van de Babyloniërs zou verslaan en er van hen alleen een aantal gewonden overbleef, dan zouden die gewonden toch nog deze stad veroveren en in brand steken."

11. Toen het leger van de Babyloniërs van Jeruzalem wegvluchtte voor het leger van de Farao,

12. wilde ik Jeruzalem verlaten. Ik wilde naar het gebied van de stam van Benjamin gaan. Ik wilde naar het stuk grond gaan dat ik daar had.

13. Maar toen ik bij de Benjaminpoort kwam, hield wachtcommandant Jeria me tegen (Jeria was de zoon van Selemja, die een zoon was van Henanja). Hij zei tegen me: "Jij wil overlopen naar de Babyloniërs!"

14. Ik zei dat dat niet waar was, maar Jeria wilde me niet geloven. Hij greep me en bracht me bij de leiders.

15. Zij werden kwaad op me en sloegen me. Daarna zetten ze me gevangen onder het huis van de schrijver Jonatan. Want de kelder van Jonatans huis was omgebouwd tot gevangenis.

16. Zo kwam ik voor lange tijd in de kerker.

17. Na lange tijd liet koning Zedekia mij naar zijn paleis brengen. Hij vroeg mij in het geheim: "Heb je een boodschap van de Heer voor me?" Ik antwoordde: "Ja, u zal in de macht van de koning van Babel komen."

Lees verder hoofdstuk Jeremia 37