Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 36:6-21 BasisBijbel (BB)

6. Ga jij in mijn plaats naar de tempel van de Heer en lees daar de boekrol voor. Lees alles voor wat je hebt opgeschreven, alles wat de Heer gezegd heeft. Er zijn nu veel mensen in de tempel. Want het is een dag voor de Heer, een dag waarop ze niets eten. Lees het voor aan iedereen die daar is. Ook alle Judeeërs die uit de andere steden naar Jeruzalem zijn gekomen, moeten het horen.

7. Misschien zullen ze God om genade smeken. Misschien zullen ze stoppen met alle slechte dingen die ze doen, en bij de Heer terugkomen. Want de Heer is woedend op zijn volk."

8. Baruch deed wat ik had gevraagd. Hij las in de tempel van de Heer alles voor wat de Heer had gezegd.

9. Jojakim was toen vijf jaar koning van Juda. Die dag, in de negende maand, zouden de mensen niet eten, want het was een dag voor de Heer. Iedereen in Jeruzalem en iedereen die uit de steden van Juda naar Jeruzalem was gekomen, zou niet eten.

10. Toen las Baruch uit de boekrol alles voor wat de Heer gezegd had. Dat deed hij in de tempel van de Heer, in de zaal van Gemarja, een zoon van de schrijver Safan. Die zaal was aan het bovenste plein van de tempel van de Heer, dicht bij de Nieuwe Poort. Iedereen luisterde naar wat hij voorlas.

11. Ook Michaja, de zoon van Gemarja, die een zoon was van Safan, hoorde het.

12. Hij ging naar het paleis van de koning, naar de kamer van de schrijver. Daar zaten alle leiders: de schrijver Elisama, Delaja de zoon van Semaja, Elnatan de zoon van Achbor, Gemarja de zoon van Safan, Zedekia de zoon van Hananja en alle andere leiders.

13. Michaja vertelde hun wat hij Baruch had horen voorlezen uit de boekrol.

14. Toen stuurden de leiders Jehudi (de zoon van Netanja, die een zoon was van Selemja, die een zoon was van Kushi) naar Baruch. Hij moest hem zeggen: "Kom ons de boekrol voorlezen die je daarnet aan de mensen hebt voorgelezen." Baruch ging met hem mee.

15. Ze zeiden tegen hem: "Ga zitten en lees ons alles voor." En Baruch las alles voor.

16. Toen ze alles hadden gehoord wat de Heer had gezegd, werden ze heel erg bang. Ze zeiden tegen elkaar: "Dit moeten we aan de koning gaan vertellen!"

17. En ze vroegen aan Baruch: "Hoe kom je aan de woorden die je hebt opgeschreven?"

18. Baruch antwoordde: "Jeremia heeft mij woord voor woord gezegd wat ik moest opschrijven."

19. Toen zeiden ze tegen Baruch: "Ga weg en verberg je ergens, samen met Jeremia. Laat niemand weten waar jullie zijn."

20. Toen gingen ze naar de koning. Maar de boekrol borgen ze op in de kamer van de schrijver Elisama. En ze vertelden de koning alles wat Baruch voorgelezen had.

21. Toen liet koning Jojakim de boekrol door Jehudi ophalen uit de kamer van de schrijver. En Jehudi las de boekrol voor aan de koning. Alle leiders van het land stonden rond de koning te luisteren.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 36