Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 36:1-5 BasisBijbel (BB)

1. Toen Jojakim vier jaar koning van Juda was, zei de Heer tegen mij:

2. "Schrijf in een boekrol alles op wat Ik je over Israël, Juda en de andere volken heb gezegd. Schrijf alles op wat Ik je tot nu toe gezegd heb. Begin bij de allereerste keer dat Ik tegen je sprak, in de tijd dat Josia koning was.

3. Het volk van Juda moet horen wat er allemaal voor verschrikkelijke dingen zullen gaan gebeuren. Dan zullen ze misschien stoppen met de slechte dingen die ze doen, en bij Mij terugkomen. Dan zal Ik hun alles vergeven wat ze hebben gedaan."

4. Toen liet ik Baruch, de zoon van Neria, komen. Ik zei Baruch alles wat de Heer tegen mij gezegd had. En hij schreef dat allemaal op in de boekrol.

5. Toen zei ik tegen Baruch: "Ik mag niet meer in de tempel van de Heer komen.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 36