Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 32:27-37 BasisBijbel (BB)

27. "Ik ben de Heer, de God van alle mensen. Zou voor Mij iets te wonderlijk zijn?

28. Daarom zeg Ik: Ik geef deze stad in de macht van de Babyloniërs en van hun koning Nebukadnezar. Jeruzalem zal veroverd worden.

29. Het leger van de Babyloniërs zal de stad binnen komen en in brand steken. Alle huizen waarop de mensen brand-offers en wijn-offers hebben gebracht voor Baäl en andere goden, zullen afbranden. Want ze hebben Mij heel erg kwaad gemaakt met die offers.

30. De bewoners van het koninkrijk Israël en de bewoners van het koninkrijk Juda hebben hun hele leven altijd alles gedaan wat Ik verboden heb. Ze hebben Mij aldoor woedend gemaakt met alles wat ze deden, zegt de Heer.

31. Sinds de dag dat ze deze stad hebben gebouwd, hebben de bewoners Mij kwaad gemaakt. Nu doe Ik haar uit mijn ogen weg.

32. En dat doe Ik vanwege alle slechte dingen die de bewoners van het koninkrijk Israël en van het koninkrijk Juda hebben gedaan. Want ze hebben Mij daarmee heel erg kwaad gemaakt. Want zij, hun koningen, hun leiders, hun priesters, hun profeten, de bewoners van Juda en de bewoners van Jeruzalem wilden niets met Mij te maken hebben.

33. Ik probeerde steeds hen te leren hoe ze moesten leven. Maar ze wilden niet naar Mij luisteren. Ze wilden Mij niet gehoorzamen.

34. In plaats daarvan bedierven ze met hun godenbeelden de tempel waar Ik zou wonen.

35. En ze bouwden altaren voor hun goden in het Ben-Hinnomdal. Daar offerden ze hun zonen en dochters aan Moloch. Dat had Ik hun niet bevolen. Ik heb nooit gezegd dat ze dat moesten doen. Zoiets heb Ik zelfs nooit bedacht. Juda deed gruwelijke dingen.

36. Maar nu zegt de Heer, de God van Israël: Je hebt gelijk: de bewoners van deze stad komen nu in de macht van de koning van Babel. Ze zullen sterven door het zwaard, de honger en de pest.

37. Maar let op, Ik zal hen weer verzamelen uit alle landen waarheen Ik hen in mijn woede verjaag. Ik zal hen hier terugbrengen. Ik zal ervoor zorgen dat ze hier veilig kunnen wonen.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 32