Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 30:11-20 BasisBijbel (BB)

11. Want Ik ben met jullie, zegt de Heer. Ik zal jullie redden. Want Ik zal voorgoed afrekenen met alle volken waarheen Ik jullie wegjoeg. Maar met jullie zal Ik niet voorgoed afrekenen. Ik zal jullie alleen rechtvaardig straffen. Want Ik kan niet doen alsof jullie onschuldig zijn.

12. Want de Heer zegt: Vrouwe Jeruzalem, je bent zwaargewond, doodziek.

13. Er is niemand die iets voor je kan doen. Voor jouw ziekte zijn er geen medicijnen.

14. Al je mannen zijn je vergeten. Ze kijken niet meer naar je om. Ik heb je zwaar gestraft, alsof je mijn vijand was. Want je hebt heel veel vreselijke dingen gedaan.

15. Waarom schreeuw je dat je zoveel pijn hebt en dat je doodgaat? [ Het is je eigen schuld. ] Ik doe jou dit aan omdat je heel veel vreselijke dingen hebt gedaan.

16. Maar de volken die jou nu verslinden, zullen zelf verslonden worden. Al je vijanden zullen zelf gevangen meegenomen worden. Iedereen die jou berooft en leegplundert, zal zelf beroofd en leeggeplunderd worden.

17. En Ik zal je genezen, zegt de Heer, omdat de mensen jou, Jeruzalem, een weggejaagde vrouw noemen, een vrouw die niemand nog wil hebben."

18. De Heer zegt: "Ik zal een eind maken aan de gevangenschap van het volk Israël. Ik zal weer goed zijn voor hun steden. En de stad Jeruzalem zal herbouwd worden op haar fundamenten. De burcht zal weer op zijn oude plaats opgebouwd worden.

19. Mijn volk zal Mij danken en prijzen en ze zullen feestvieren. Ik zal ervoor zorgen dat mijn volk steeds groter wordt, en niet kleiner. Ik zal hen groot en machtig maken, en niet machteloos.

20. Ze zullen weer zijn als vroeger en dicht bij Mij leven. Al hun vijanden zal Ik straffen.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 30