Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 3:18-25 BasisBijbel (BB)

18. In die tijd zal Juda naar Israël gaan. Ze zullen samen uit het land in het noorden terugkomen naar het land dat Ik aan jullie voorouders gegeven heb.

19. Ik was van plan om jou, Israël, een plaats tussen mijn zonen te geven. Ik had je een prachtig land gegeven, het mooiste land dat er is! Ik had gedacht dat je Mij je Vader zou noemen, en dat je altijd bij Mij zou blijven.

20. Maar zoals een vrouw die ontrouw wordt aan haar man, zo ben jij ontrouw aan Mij geworden, zegt de Heer.

21. Hoor! Op de heuvels huilt het volk Israël smekend om hulp. Ze hebben de verkeerde weg gekozen. Ze zijn hun Heer God vergeten.

22. Kom bij Mij terug, mijn weggelopen volk! Ik zal ervoor zorgen dat jullie Mij niet meer verlaten! [ Jullie zullen antwoorden: ] 'Hier komen we al! We komen naar U toe, want U bent onze Heer God!

23. We hebben onszelf voor de gek gehouden. Al die goden op de heuvels en de bergen konden ons niet helpen. Alleen onze Heer God kan ons helpen!

24. Die goden hebben onze ouders alles gekost, alles waar ze zo hard voor hebben gewerkt. Hun schapen en koeien, hun zonen en dochters. Ons leven lang hebben we niets meer.

25. We hebben niets meer over. Alleen nog onze schande. Want we hebben verkeerd gedaan tegen onze Heer God. Wij en onze ouders hebben ons hele leven verkeerd tegen U gedaan. We hebben nooit naar U willen luisteren.' " (lees verder)

Lees verder hoofdstuk Jeremia 3