Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 3:1-18 BasisBijbel (BB)

1. [ De Heer zei: ] "Als een man zijn vrouw wegstuurt en zij trouwt met een andere man, zal haar eerste man haar dan nog terug willen hebben? Natuurlijk niet. Als zoiets in een land gebeurde, zou dat het land [ geestelijk ] bederven. Jij, Israël, hebt heel veel mannen gehad. Toch wil Ik dat je bij Mij terugkomt.

2. Kijk eens rond naar de heuvels om je heen. Wijs er eens één aan waar je níet met een man geslapen hebt? Langs de kant van de weg zat jij [ als een hoer ] op mannen te wachten, zoals een Arabier in de woestijn reizigers opwacht [ om ze te beroven ]. Je hebt het land bedorven met je ontrouw en je slechtheid.

3. Daarom heb Ik het er voor straf niet meer laten regenen. Daarom is de lenteregen niet gevallen. Maar jij loopt rond als een hoer en je weigert je ervoor te schamen.

4. Je zegt wel: 'U bent mijn Vader. U heeft altijd van mij gehouden.

5. U vergeeft het allemaal wel. U zal vast niet boos blijven.' En intussen doe je steeds ergere dingen."

6. In de tijd dat koning Josia [ over Juda ] regeerde, zei de Heer tegen mij: "Heb je gezien wat Wegloopster [ (= Israël) ] gedaan heeft? Ze heeft de gewoonte om op elke hoge berg en onder elke grote boom met mannen naar bed te gaan.

7. Toen ze dat allemaal deed, zei Ik: 'Kom alsjeblieft weer bij Mij terug!' Maar ze kwam niet terug. Haar zus Ontrouw [ (= Juda) ] zag dat.

8. Ze zag dat Ik Wegloopster, Israël, een echtscheidings-brief gaf en haar daarmee wegstuurde, omdat ze ontrouw aan Mij was geweest. Maar Ik merkte dat Juda zich daardoor niet liet afschrikken. Ook zij ging met andere mannen naar bed.

9. Daarmee bedierf ze het land. Want ze was ontrouw aan Mij: ze aanbad goden van steen en hout.

10. Juda deed wel alsof ze bij Mij terugkwam, maar dat waren alleen maar woorden. Haar hart kwam niet bij Mij terug, zegt de Heer."

11. Daarom zei de Heer tegen mij: "Wegloopster Israël was minder schuldig dan Ontrouw Juda.

12. Jeremia, ga nu naar buiten en roep naar het noorden: 'Kom terug bij Mij, weggelopen Israël! De Heer zegt: Ik zal niet meer boos op je zijn. Ik houd van je. Ik zal niet voor altijd boos op je blijven.

13. Geef alleen toe dat je fout was. Geef toe dat je Mij, jouw Heer God, verlaten hebt, en dat je onder elke grote boom andere goden aanbeden hebt. Geef toe dat je niet naar Mij hebt geluisterd, zegt de Heer.' "

14. [ De Heer zei: ] "Kom terug, mijn weggelopen kinderen, zegt de Heer. Want jullie horen bij Mij. Mijn volk, Ik ben met jou getrouwd. Ik zal een heel klein aantal van jullie naar Jeruzalem terugbrengen. Eén uit een hele stad, twee uit een hele familie.

15. Ik zal jullie goede herders geven, herders die jullie leiden zoals Ik het wil. Ze zullen jullie met wijsheid leiden.

16. Ooit zullen jullie weer een groot volk geworden zijn in het land. In die tijd zal er niet meer gesproken worden over de kist van het verbond . Niemand zal er nog aan denken. Niemand zal er nog heen willen gaan. Hij zal vergeten zijn. Daarom zal er ook geen nieuwe kist meer gemaakt worden.

17. In die tijd zal Jeruzalem 'Troon van de Heer' worden genoemd. Alle volken zullen Mij in Jeruzalem komen aanbidden. Ze zullen geen slechte dingen meer doen.

18. In die tijd zal Juda naar Israël gaan. Ze zullen samen uit het land in het noorden terugkomen naar het land dat Ik aan jullie voorouders gegeven heb.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 3