Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 29:2-13 BasisBijbel (BB)

2. Want koning Nebukadnezar had koning Jojakim, Jojakims moeder, de hofdienaren, de leiders van Juda en Jeruzalem, de timmermannen en de smeden uit Jeruzalem gevangen meegenomen naar Babel.

3. Ik gaf deze brief mee aan Elasa de zoon van Safan, en Gemarja de zoon van Hilkia. Want zij werden door koning Zedekia van Juda als boodschappers naar koning Nebukadnezar van Babel gestuurd.

4. In de brief stond: "Dit zegt de Heer van de hemelse legers, de God van Israël, tegen alle mensen die Ik gevangen uit Jeruzalem heb laten meenemen naar Babel.

5. Bouw [ in Babel ] huizen en ga daarin wonen.

6. Leg groententuinen aan en eet van de groenten. Trouw en krijg kinderen. Laat jullie zonen en dochters trouwen en laten zij ook kinderen krijgen. Zorg dat jullie volk daar groter wordt, en niet kleiner.

7. Bid om vrede voor de stad waarheen Ik jullie heb gestuurd. Bid voor die stad, want als die stad vrede heeft, zullen ook jullie vrede hebben.

8. Want dit zegt de Heer van de hemelse legers, de God van Israël: Laat je niet bedriegen door jullie profeten en waarzeggers. Geloof niet wat de mensen die bijzondere dromen hebben, tegen jullie zeggen.

9. Want ze liegen dat ze namens Mij profeteren. Ik heb hen niet gestuurd, zegt de Heer.

10. Pas als er 70 jaar in Babel voorbij zijn, zal Ik naar jullie toe komen, zegt de Heer. Dan zal Ik de goede dingen doen die Ik jullie heb beloofd: dan zal Ik jullie naar je land terugbrengen.

11. Want Ik weet wat mijn plannen voor jullie zijn, zegt de Heer. Ik heb mooie plannen voor jullie. Plannen vol vrede, niet vol ellende. Want Ik heb een hoopvolle toekomst voor jullie.

12. Dan zullen jullie Mij aanbidden. Jullie zullen naar Mij toe komen en tot Mij bidden. En Ik zal naar jullie luisteren.

13. Jullie zullen Mij zoeken en Mij ook vinden, als jullie met je hele hart naar Mij verlangen.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 29