Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 25:1-6 BasisBijbel (BB)

1. Toen Jojakim vier jaar koning van Juda was, sprak de Heer tot mij over het volk van Juda. Nebukadnezar was toen net koning van Babel geworden.

2. Ik moest dit van de Heer tegen het hele volk Juda en alle bewoners van de stad Jeruzalem zeggen.

3. Ik moest van de Heer zeggen: "Vanaf het jaar dat Josia 13 jaar koning was van Juda tot vandaag, heeft de Heer tegen mij gesproken. Dat is dus 23 jaar lang. Steeds heb ik jullie verteld wat de Heer tegen jullie zei. Maar jullie hebben niet naar me geluisterd.

4. Ook heeft de Heer andere profeten naar jullie toe gestuurd. Steeds weer stuurde Hij profeten. Maar jullie wilden niet naar hen luisteren.

5. Zij zeiden net als ik: 'Stop met de slechte dingen die jullie doen. Dan kunnen jullie in het land blijven wonen dat de Heer aan jullie en jullie voorouders gegeven heeft. Eeuwenlang zullen jullie er dan kunnen blijven wonen.

6. Aanbid niet langer andere goden. Maak Mij niet langer woedend met alles wat jullie doen. Dan zal Ik jullie geen kwaad doen.'

Lees verder hoofdstuk Jeremia 25