Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 21:1-7 BasisBijbel (BB)

1. Koning Zedekia stuurde Pashur, de zoon van Malkia, en de priester Zefanja, de zoon van Maäseja, naar Jeremia toe met de volgende boodschap:

2. "Vraag alstublieft voor mij aan de Heer wat ik moet doen. Want koning Nebukadnezar van Babel valt ons aan. Misschien wil de Heer weer een wonder voor ons doen, zodat Nebukadnezar met zijn leger vertrekt."

3. Jeremia zei tegen hen: "Dit is wat jullie tegen koning Zedekia moeten zeggen.

4. Dit zegt de Heer, de God van Israël: Let op, de Babyloniërs zullen de stad omsingelen. Maar Ik zal de wapens waarmee u tegen de koning van Babel strijdt, krachteloos maken. Ik zal ze binnen de muren van de stad verzamelen.

5. Ik zal Zelf krachtig tegen u strijden. Want Ik ben woedend.

6. Mens en dier zal Ik doden met de pest.

7. En iedereen die de pest, het zwaard en de honger overleeft, zal Ik in de macht van koning Nebukadnezar geven. Ook koning Zedekia en zijn dienaren. Ik zal hen door hun vijanden laten doden, zonder iemand in leven te laten. Nebukadnezar zal met niemand medelijden hebben.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 21