Oude Testament

Nieuwe Testament

Jeremia 12:3-12 BasisBijbel (BB)

3. Heer, U kent mij. U weet wat er diep binnenin mij is. U weet dat ik van U houd. Heer, sleur die mensen weg als schapen die geslacht gaan worden. Bewaar hen tot de dag van de slacht.

4. Want het gaat slecht met het land: alles verdroogt. Het is hun schuld dat [ het niet langer regent en ] alle dieren en vogels sterven. Het is omdat de mensen zo slecht zijn. Maar ze blijven [ van U ] zeggen: 'Hij ziet niet wat er met ons gebeurt.' "

5. [ De Heer zegt: ] "Jeremia, als je met mensen hardloopt, word je al moe. Hoe wil je het dan opnemen tegen paarden? Als je alleen in een vredig land op Mij kan vertrouwen, hoe wil je Mij dan vertrouwen in de bossen [ vol wilde dieren ] langs de Jordaan?

6. Denk erom: zelfs je broers en ooms laten je in de steek. Ze schelden je uit als je langskomt. Maar ook als ze vriendelijk tegen je doen, moet je hen niet vertrouwen."

7. [ De Heer zegt: ] "Ik hield zielsveel van Jeruzalem, de plaats waar Ik woon. Toch heb Ik Jeruzalem en mijn volk verlaten. Ik heb mijn lieveling in de macht van de vijand gegeven.

8. Mijn volk gedroeg zich tegen Mij als een leeuw in het bos, een leeuw die tegen Mij brult. Daarom houd Ik niet langer van hen.

9. Mijn volk gedraagt zich tegen Mij als een roofvogel. Maar nu wordt het zelf aangevallen door andere roofvogels! Roofdieren , kom allemaal hier! Kom allemaal hier om te eten!

10. Veel herders hebben mijn wijngaard verwoest, mijn prachtige akker vertrapt. Mijn prachtige akker is een wildernis geworden.

11. Dor en kaal ligt mijn akker daar. Het hele land is verwoest. Niemand zorgt er nog voor.

12. De legers verschijnen op de heuvels in de woestijn. Ze komen het land verwoesten. Want het zwaard van de Heer doodt in het hele land. Niemand is veilig.

Lees verder hoofdstuk Jeremia 12