Oude Testament

Nieuwe Testament

Hooglied 4:1-6 BasisBijbel (BB)

1. [ Hij: ] "Mijn liefste, wat ben je mooi! Ik vind je zo mooi!Je hebt de ogen van een duif, zo tussen je lange haar.En je haar golft als een kudde geiten die op de bergen van Gilead grazen.

2. Je tanden zijn zo mooi als een kudde pasgeschoren schapen die net in de beek gewassen zijn.Het zijn allemaal tweelingen. Er ontbreekt er niet één.

3. Je lippen zijn zo rood als roodgeverfde wol.Je mond zegt heerlijke dingen.Je wangen tussen je lange haar zijn zo mooi als doorgesneden granaatappels.

4. Je hals is zo mooi als de toren van Davidwaaraan duizenden schilden van helden hangen.

5. Je borsten zijn glanzend bruin als twee jonge gazellen,een gazellentweeling die tussen de lelies in het gras graast.

6. Als de dag aanbreekt en het donker verdwijnt,ga ik naar jou: een berg van mirre,een heuvel van wierook.

Lees verder hoofdstuk Hooglied 4