Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 5:20-32 BasisBijbel (BB)

20. Hij stierf toen hij 962 jaar was.

21. Toen Henoch [ (= 'toegewijd') ] 65 jaar was, kreeg hij een zoon: Metusala.

22. Nadat Metusala [ (= 'als hij gestorven is, zal het gebeuren') ] was geboren, leefde Henoch nog 300 jaar lang met God. Hij kreeg nog meer zonen en dochters.

23. Hij werd 365 jaar.

24. Henoch leefde met God. En opeens was hij er niet meer, want God had hem meegenomen [ naar de hemel ].

25. Toen Metusala 187 jaar was, kreeg hij een zoon: Lamech.

26. Nadat Lamech was geboren, leefde Metusala nog 782 jaar. Hij kreeg nog meer zonen en dochters.

27. Hij stierf toen hij 969 jaar was.

28. Toen Lamech 182 jaar was, kreeg hij een zoon.

29. Hij noemde hem Noach. Lamech zei: "Deze zoon zal een troost voor ons zijn. Want we moeten erg hard werken doordat God de grond heeft vervloekt."

30. Nadat Noach was geboren, leefde Lamech nog 595 jaar. Hij kreeg nog meer zonen en dochters.

31. Hij stierf toen hij 777 jaar was.

32. Toen Noach 500 jaar was, kreeg hij drie zonen: Sem, Cham en Jafet.

Lees verder hoofdstuk Genesis 5