Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 49:6-17 BasisBijbel (BB)

6. Ik ben het niet eens met hun plannen. Ik wil er niets mee te maken hebben. In hun woede hebben ze mannen gedood en in hun wraak hebben ze ossen kreupel gemaakt.

7. Hun woede is vervloekt, want die was groot. En hun wraak is vervloekt, want die was wreed. Ik zal hun families verspreiden over de stammen van Israël.

8. Juda, je zal door je broers worden geprezen. Je zal je vijanden overwinnen. Je eigen broers zullen voor je buigen.

9. Je lijkt op een jonge leeuw die na de jacht, als hij zijn prooi heeft opgegeten, op een hoge plaats gaat rusten. Wie zal hem daar durven storen?

10. De koningsstaf zal altijd in zijn hand zijn. Zijn heersersstaf zal altijd regeren, totdat Silo [ (= 'Vredevorst') ] komt. Alle volken zullen hem gehoorzamen.

11. Hij zal zijn ezel aan de wijnstruik binden, het jong van de ezel aan de beste wijnstruik. Hij zal zijn kleren wassen in wijn en zijn mantel in druivensap.

12. Zijn ogen zijn zo donker als wijn en zijn tanden zo wit als melk.

13. Zebulon zal wonen bij de zee, bij de schepen. Zijn grens zal tot aan Sidon zijn.

14. Issaschar lijkt op een sterke ezel die tussen de pakken ligt.

15. Als hij een plek ziet waar het rustig en mooi is, buigt hij zijn schouders. Hij vindt het niet erg om zware lasten te dragen en slaafs werk te doen voor zijn meesters.

16. [ Mijn zoon ] Dan zal zijn volk leiden, want zijn volk is één van de stammen van Israël.

17. Hij zal [ als ] een slang op de weg zijn, [ als ] een adder naast het pad, die in de hielen van het paard bijt, zodat zijn ruiter achterover van zijn paard valt.

Lees verder hoofdstuk Genesis 49