Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 49:14-26 BasisBijbel (BB)

14. Issaschar lijkt op een sterke ezel die tussen de pakken ligt.

15. Als hij een plek ziet waar het rustig en mooi is, buigt hij zijn schouders. Hij vindt het niet erg om zware lasten te dragen en slaafs werk te doen voor zijn meesters.

16. [ Mijn zoon ] Dan zal zijn volk leiden, want zijn volk is één van de stammen van Israël.

17. Hij zal [ als ] een slang op de weg zijn, [ als ] een adder naast het pad, die in de hielen van het paard bijt, zodat zijn ruiter achterover van zijn paard valt.

18. – Ik vertrouw op uw goedheid, Heer.

19. Gad zal worden aangevallen door een roversbende, maar hij zal hen uiteindelijk overwinnen.

20. Aser zal rijke oogsten hebben. Hij zal heerlijk eten leveren, geschikt voor een koning.

21. Naftali lijkt op een rondspringend hert. Hij spreekt vriendelijke woorden.

22. Jozef lijkt op een vruchtbare boom bij een bron. Zijn takken groeien over de muur.

23. Boogschutters hebben op hem gejaagd, op hem geschoten en hem gehaat.

24. Maar zijn boog bleef gespannen en zijn handen bleven sterk doordat de Machtige God van Jakob hem hielp. Zo is hij de herder van Israël en de rots van Israël.

25. De God van je voorvaders zal je helpen. De Almachtige God zal je zegenen met regen van de hemel boven je en met water in de grond onder je. Hij zal de vrouwen zegenen met kinderen.

26. De zegen die ik je geef, is nog beter dan de zegen die mijn voorvaders mij hebben gegeven. De zegen van je vader is groter dan de eeuwige heuvels hoog zijn. Die zegen zal komen op het hoofd van Jozef, de man die uit zijn broers is uitgekozen.

Lees verder hoofdstuk Genesis 49