Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 49:10-28 BasisBijbel (BB)

10. De koningsstaf zal altijd in zijn hand zijn. Zijn heersersstaf zal altijd regeren, totdat Silo [ (= 'Vredevorst') ] komt. Alle volken zullen hem gehoorzamen.

11. Hij zal zijn ezel aan de wijnstruik binden, het jong van de ezel aan de beste wijnstruik. Hij zal zijn kleren wassen in wijn en zijn mantel in druivensap.

12. Zijn ogen zijn zo donker als wijn en zijn tanden zo wit als melk.

13. Zebulon zal wonen bij de zee, bij de schepen. Zijn grens zal tot aan Sidon zijn.

14. Issaschar lijkt op een sterke ezel die tussen de pakken ligt.

15. Als hij een plek ziet waar het rustig en mooi is, buigt hij zijn schouders. Hij vindt het niet erg om zware lasten te dragen en slaafs werk te doen voor zijn meesters.

16. [ Mijn zoon ] Dan zal zijn volk leiden, want zijn volk is één van de stammen van Israël.

17. Hij zal [ als ] een slang op de weg zijn, [ als ] een adder naast het pad, die in de hielen van het paard bijt, zodat zijn ruiter achterover van zijn paard valt.

18. – Ik vertrouw op uw goedheid, Heer.

19. Gad zal worden aangevallen door een roversbende, maar hij zal hen uiteindelijk overwinnen.

20. Aser zal rijke oogsten hebben. Hij zal heerlijk eten leveren, geschikt voor een koning.

21. Naftali lijkt op een rondspringend hert. Hij spreekt vriendelijke woorden.

22. Jozef lijkt op een vruchtbare boom bij een bron. Zijn takken groeien over de muur.

23. Boogschutters hebben op hem gejaagd, op hem geschoten en hem gehaat.

24. Maar zijn boog bleef gespannen en zijn handen bleven sterk doordat de Machtige God van Jakob hem hielp. Zo is hij de herder van Israël en de rots van Israël.

25. De God van je voorvaders zal je helpen. De Almachtige God zal je zegenen met regen van de hemel boven je en met water in de grond onder je. Hij zal de vrouwen zegenen met kinderen.

26. De zegen die ik je geef, is nog beter dan de zegen die mijn voorvaders mij hebben gegeven. De zegen van je vader is groter dan de eeuwige heuvels hoog zijn. Die zegen zal komen op het hoofd van Jozef, de man die uit zijn broers is uitgekozen.

27. Benjamin lijkt op een verscheurende wolf. 's Morgens verslindt hij zijn prooi, 's avonds verdeelt hij de buit."

28. Dit is wat Israël heeft gezegd over zijn twaalf zoons. Uit hen zijn de twaalf stammen van Israël ontstaan. Hij gaf ieder van hen een eigen zegen.

Lees verder hoofdstuk Genesis 49