Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 47:8-12 BasisBijbel (BB)

8. De Farao vroeg Jakob: "Hoe oud ben je?"

9. Jakob antwoordde: "Ik zwerf nu 130 jaar als vreemdeling rond. En mijn korte leven is vol moeilijkheden en verdriet geweest. Ik ben niet zo oud geworden als mijn voorvaders."

10. Jakob zegende de Farao opnieuw en ging bij hem weg.

11. Jozef wees zijn vader en zijn broers plaatsen aan waar ze mochten wonen. Hij gaf hun een eigen stuk grond in het beste deel van Egypte. Dat was de streek Rameses [ (= Gosen) ], zoals de Farao had bevolen.

12. Hij zorgde ervoor dat zijn vader, zijn broers en de hele familie van zijn vader voldoende te eten hadden. Ieder gezin kreeg zoveel als het nodig had.

Lees verder hoofdstuk Genesis 47