Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 46:7-18 BasisBijbel (BB)

7. Jakob bracht zijn hele familie mee naar Egypte: zijn zonen en kleinzonen, zijn dochters en kleindochters.

8. Dit zijn de namen van de zonen van Israël die naar Egypte kwamen.Jakobs oudste zoon Ruben,

9. met zijn zonen Henoch, Pallu, Hezron en Karmi.

10. Simeon, met zijn zonen Jemuel, Jamin, Ohad, Jachin, Zohar en Saul. Saul was de zoon van een vrouw uit Kanaän.

11. Levi, met zijn zonen Gerson, Kehat en Merari.

12. Juda, met zijn zonen Er, Onan, Sela, Perez en Zera. Maar Er en Onan waren in Kanaän al gestorven. Perez had twee zonen: Hezron en Hamul.

13. Issaschar, met zijn zonen Tola, Pua, Job en Simron.

14. Zebulon, met zijn zonen Sered, Elon en Jahleël.

15. Dit waren de zonen die Lea in Paddan-Aram hadden gekregen. Verder haar dochter Dina. In totaal had Lea 33 kinderen en kleinkinderen.

16. Verder Gad, met zijn zonen Zifjon, Haggi, Suni, Ezbon, Eri, Arodi en Areli.

17. Aser, met zijn zonen Jimna, Jisva, Jisvi en Beria en zijn dochter Sera. Beria had twee zonen: Heber en Malkiël.

18. Dit waren de zonen van Zilpa. (Zilpa was de slavin die Laban aan zijn dochter Lea had gegeven.) In totaal had Zilpa 16 kinderen en kleinkinderen.

Lees verder hoofdstuk Genesis 46