Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 46:30-33 BasisBijbel (BB)

30. Toen zei Israël tegen Jozef: "Nu ik je weer heb gezien en weet dat je nog leeft, kan ik rustig sterven."

31. Jozef zei tegen zijn familie: "Ik zal de Farao vertellen: 'Mijn broers en de hele familie van mijn vader zijn uit Kanaän naar mij toe gekomen.

32. Die mannen zijn schaapherders, want ze zijn veehouders. Ze hebben hun schapen, geiten, koeien en alles wat ze hebben, meegebracht.'

33. De Farao zal jullie misschien laten komen en vragen wat jullie beroep is.

Lees verder hoofdstuk Genesis 46