Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 45:7-20 BasisBijbel (BB)

7. Daarom heeft God mij voor jullie uit gestuurd om ervoor te zorgen dat jullie in leven zouden blijven. Hij wilde jullie op een heel bijzondere manier redden.

8. Niet júllie hebben mij hierheen gestuurd, maar Gód heeft mij hierheen gestuurd. Hij heeft mij raadgever van de Farao gemaakt. Ik ben heer over al zijn dienaren en heerser over heel Egypte.

9. Ga snel naar mijn vader! Zeg tegen hem: 'Uw zoon Jozef zegt tegen u: God heeft mij tot heerser over heel Egypte gemaakt. Kom zo gauw mogelijk naar mij toe.

10. U mag in de streek Gosen komen wonen met uw kinderen en kleinkinderen, uw schapen, geiten en koeien en alles wat u heeft. Daar zult u dicht bij mij zijn.

11. Ik zal daar voor u zorgen. Want er zal nog vijf jaar lang hongersnood zijn. Zo zult u niet arm worden en uw familie ook niet.'

12. Geloof me! Jullie en Benjamin zien toch zelf dat ik het ben!

13. Vertel aan mijn vader hoe rijk en belangrijk ik ben in Egypte. Vertel hem alles wat jullie hebben gezien. Breng hem zo gauw mogelijk hier naartoe!"

14. Toen omhelsde hij huilend zijn broer Benjamin. Ook Benjamin huilde toen hij Jozef omhelsde.

15. Jozef kuste al zijn broers en omhelsde hen huilend. Toen pas durfden zijn broers met hem te praten.

16. De Farao hoorde dat Jozefs broers waren gekomen. Hij en zijn dienaren waren blij voor Jozef.

17. De Farao zei tegen Jozef: "Zeg tegen je broers: 'Laad de zakken graan op jullie dieren en ga naar Kanaän.

18. Haal jullie vader en jullie gezinnen op. Kom dan naar mij toe. Ik zal jullie het beste van Egypte geven. Jullie zullen meer dan genoeg te eten hebben.

19. Ik zal bevel geven dat jullie uit Egypte wagens voor jullie vrouwen en kinderen meekrijgen. Breng jullie vader mee en kom hierheen.

20. Laat gerust al jullie spullen achter. Want jullie zullen het beste van heel Egypte krijgen.' "

Lees verder hoofdstuk Genesis 45