Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 45:2-12 BasisBijbel (BB)

2. Daarbij moest hij hevig huilen. De Egyptenaren hoorden het. Want het was tot in het paleis van de Farao te horen.

3. Jozef zei tegen zijn broers: "Ik ben Jozef! Leeft mijn vader nog?" Maar zijn broers konden hem van schrik niet antwoorden.

4. Toen zei Jozef: "Kom alsjeblieft dichterbij!" Ze kwamen dichterbij en Jozef zei: "Ik ben jullie broer Jozef, die jullie naar Egypte hebben verkocht!

5. Wees daar nu niet verdrietig over. Wees niet boos op elkaar dat jullie mij hierheen hebben verkocht. Want God heeft mij voor jullie uit gestuurd om jullie te kunnen redden.

6. Want er is al twee jaar hongersnood in dit land en er komen nóg vijf jaren waarin niet geploegd en niet geoogst zal worden.

7. Daarom heeft God mij voor jullie uit gestuurd om ervoor te zorgen dat jullie in leven zouden blijven. Hij wilde jullie op een heel bijzondere manier redden.

8. Niet júllie hebben mij hierheen gestuurd, maar Gód heeft mij hierheen gestuurd. Hij heeft mij raadgever van de Farao gemaakt. Ik ben heer over al zijn dienaren en heerser over heel Egypte.

9. Ga snel naar mijn vader! Zeg tegen hem: 'Uw zoon Jozef zegt tegen u: God heeft mij tot heerser over heel Egypte gemaakt. Kom zo gauw mogelijk naar mij toe.

10. U mag in de streek Gosen komen wonen met uw kinderen en kleinkinderen, uw schapen, geiten en koeien en alles wat u heeft. Daar zult u dicht bij mij zijn.

11. Ik zal daar voor u zorgen. Want er zal nog vijf jaar lang hongersnood zijn. Zo zult u niet arm worden en uw familie ook niet.'

12. Geloof me! Jullie en Benjamin zien toch zelf dat ik het ben!

Lees verder hoofdstuk Genesis 45