Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 44:6-13 BasisBijbel (BB)

6. De man haalde de broers in en zei dit tegen hen.

7. Ze antwoordden hem: "Waarom zegt u dat? Zoiets zouden we nooit doen!

8. Het geld dat we bovenin onze zakken hadden gevonden, hebben we u teruggebracht uit Kanaän. Waarom zouden we dan uit het huis van uw meester zilver of goud stelen?

9. Als u bij één van ons de beker vindt, mag u die man doden. En wij zullen allemaal uw slaven worden."

10. Toen zei de man: "Dat is goed. De man bij wie we de beker vinden, zal mijn slaaf worden. De anderen mogen vrij vertrekken."

11. Ze laadden haastig hun zakken van de ezels en maakten ze open.

12. De man doorzocht ze. Hij begon bij de oudste broer en eindigde bij de jongste. Toen werd de beker gevonden in de zak van Benjamin.

13. De broers scheurden hun kleren [ als teken van verdriet ]. Ze laadden hun zakken weer op de ezels en gingen terug naar de stad.

Lees verder hoofdstuk Genesis 44