Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 43:27-31 BasisBijbel (BB)

27. Jozef vroeg hoe het met hen ging. Ook vroeg hij: "Gaat het goed met jullie oude vader over wie jullie hebben verteld? Leeft hij nog?"

28. Ze zeiden: "Het gaat goed met onze vader. Hij leeft nog." En opnieuw knielden ze neer en bogen zich diep.

29. Toen zag Jozef zijn broer Benjamin, de zoon van zijn moeder. Hij zei: "Is dit jullie jongste broer over wie jullie het hadden?" En hij zei tegen Benjamin: "Ik wens je Gods zegen toe, mijn zoon."

30. Toen liep Jozef snel weg. Hij was erg ontroerd door het zien van zijn broer. Daarom zocht hij een plek om te huilen. Hij ging een andere kamer in en huilde daar.

31. Daarna waste hij zijn gezicht en kwam weer terug. Hij probeerde zich goed te houden en zei: "Zet het eten op tafel."

Lees verder hoofdstuk Genesis 43