Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 42:6-13 BasisBijbel (BB)

6. Jozef was de heerser van het land. Hij verkocht zelf het graan aan de mensen. Toen zijn broers aangekomen waren, bogen ze zich diep voor hem.

7. Zodra Jozef zijn broers zag, herkende hij hen. Maar hij deed alsof hij hen niet kende en zei kortaf tegen hen: "Waar komen jullie vandaan?" Ze antwoordden: "Uit Kanaän. We komen eten kopen."

8. Jozef herkende zijn broers wel, maar zij herkenden hem niet.

9. Toen herinnerde Jozef zich wat hij over hen gedroomd had. Hij zei tegen hen: "Jullie zijn spionnen. Jullie zijn gekomen om te kijken waar jullie gemakkelijk het land kunnen binnendringen."

10. Maar ze zeiden tegen hem: "Nee heer, we zijn gekomen om eten te kopen.

11. We zijn allemaal zonen van één man. We zijn eerlijke mensen. We zijn geen spionnen."

12. Maar hij zei tegen hen: "Nee, jullie zijn gekomen om te kijken waar jullie gemakkelijk het land kunnen binnendringen."

13. Toen zeiden ze: "Vroeger waren we met z'n twaalven. Twaalf zonen van één man in Kanaän. Onze jongste broer is nog bij onze vader, en één broer leeft niet meer."

Lees verder hoofdstuk Genesis 42