Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 42:3-15 BasisBijbel (BB)

3. Toen reisden tien van Jozefs broers naar Egypte om graan te kopen.

4. Maar Jakob liet Benjamin, Jozefs broer, niet met de anderen meegaan. Want hij dacht: "Stel dat hem iets overkomt."

5. Zo kwamen ook de zonen van Israël graan kopen. Want er was ook hongersnood in Kanaän.

6. Jozef was de heerser van het land. Hij verkocht zelf het graan aan de mensen. Toen zijn broers aangekomen waren, bogen ze zich diep voor hem.

7. Zodra Jozef zijn broers zag, herkende hij hen. Maar hij deed alsof hij hen niet kende en zei kortaf tegen hen: "Waar komen jullie vandaan?" Ze antwoordden: "Uit Kanaän. We komen eten kopen."

8. Jozef herkende zijn broers wel, maar zij herkenden hem niet.

9. Toen herinnerde Jozef zich wat hij over hen gedroomd had. Hij zei tegen hen: "Jullie zijn spionnen. Jullie zijn gekomen om te kijken waar jullie gemakkelijk het land kunnen binnendringen."

10. Maar ze zeiden tegen hem: "Nee heer, we zijn gekomen om eten te kopen.

11. We zijn allemaal zonen van één man. We zijn eerlijke mensen. We zijn geen spionnen."

12. Maar hij zei tegen hen: "Nee, jullie zijn gekomen om te kijken waar jullie gemakkelijk het land kunnen binnendringen."

13. Toen zeiden ze: "Vroeger waren we met z'n twaalven. Twaalf zonen van één man in Kanaän. Onze jongste broer is nog bij onze vader, en één broer leeft niet meer."

14. Maar Jozef zei tegen hen: "Het is zoals ik jullie heb gezegd: jullie zijn spionnen.

15. Ik zweer bij de Farao dat ik zal uitzoeken of jullie de waarheid spreken. Jullie mogen hier pas vertrekken als jullie jongste broer hier is gekomen.

Lees verder hoofdstuk Genesis 42