Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 40:1-16 BasisBijbel (BB)

1. en

2. Op een keer hadden twee dienaren van de koning van Egypte iets gedaan waar de koning woedend over was. De één was het hoofd van de wijnschenkers. De ander was het hoofd van de bakkers.

3. De Farao liet hen in de gevangenis gooien waar Jozef ook zat.

4. Het hoofd van de lijfwacht gaf Jozef de opdracht voor hen te zorgen. Zo zaten ze daar een tijd in de gevangenis.

5. Op een keer kregen de wijnschenker en de bakker in dezelfde nacht een droom. Ze hadden ieder een eigen droom, met een eigen betekenis.

6. Toen Jozef 's morgens bij hen kwam, zag hij dat ze somber waren.

7. Hij vroeg hen: "Waarom kijken jullie vandaag zo somber?"

8. Ze antwoordden: "We hebben een droom gehad en er is niemand die hem kan uitleggen." Toen zei Jozef tegen hen: "Alleen God kan dromen uitleggen. Vertel me eens wat jullie hebben gedroomd."

9. De wijnschenker vertelde aan Jozef wat hij had gedroomd. Hij zei: "In mijn droom zag ik een wijnstruik voor me staan.

10. Daaraan zaten drie takken. Er kwamen blaadjes aan. Onmiddellijk kwamen er ook bloesems aan en daarna trossen met rijpe druiven.

11. Ik had de wijnbeker van de Farao in mijn hand. Ik plukte de druiven, perste ze uit in de beker van de Farao en gaf de beker aan de Farao."

12. Jozef zei tegen hem: "Dit is wat jouw droom betekent. De drie takken zijn drie dagen.

13. Over drie dagen zal de Farao je een hoge plaats geven: hij zal je je baan teruggeven. Je zal de Farao weer zijn wijnbeker aangeven, net als vroeger toen je zijn wijnschenker was.

14. Denk alsjeblieft aan mij als het weer goed met je gaat. Vertel de Farao over mij en haal mij hier uit.

15. Want ik ben gestolen uit het land van de Hebreeën. En ook hier heb ik niets gedaan waarvoor ze me in deze kerker konden gooien."

16. De bakker hoorde dat de droom van de wijnschenker iets goeds betekende. Daarom zei hij tegen Jozef: "Ik had ook een droom. Op mijn hoofd stonden drie manden met gebak.

Lees verder hoofdstuk Genesis 40