Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 39:11-17 BasisBijbel (BB)

11. Op een dag kwam hij het huis binnen om zijn werk te doen. Niemand van de andere bewoners was op dat moment in de kamer.

12. Ze greep hem bij zijn kleren en zei: "Kom nou met me mee naar bed!" Maar hij rukte zich los, liet zijn kleren in haar handen achter en vluchtte naar buiten.

13. Zo stond ze daar met zijn kleren in haar handen, terwijl hij naar buiten was gerend.

14. Gauw riep ze de andere mensen in huis en zei tegen hen: "Mijn man heeft die Hebreeuwse slaaf hier gebracht, omdat hij iets tegen mij van plan is. Want die slaaf heeft geprobeerd om me te verkrachten. Maar ik ben gaan schreeuwen.

15. Toen ik begon te schreeuwen rende hij weg. Hij liet zijn kleren bij mij achter en vluchtte naar buiten."

16. Ze hield zijn kleren bij zich totdat Potifar terugkwam.

17. En ze zei tegen hem: "Die Hebreeuwse slaaf die jij hebt meegebracht, heeft geprobeerd me te verkrachten.

Lees verder hoofdstuk Genesis 39