Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 37:9-24 BasisBijbel (BB)

9. Hij kreeg later weer een droom, die hij ook aan zijn broers vertelde. Hij zei: "Ik heb nóg een droom gehad. De zon, de maan en elf sterren bogen voor mij."

10. Toen hij dit aan zijn vader en zijn broers vertelde, zei zijn vader streng tegen hem: "Wat is dat nou voor een droom! Denk je soms dat ik, je moeder en je broers voor je zullen buigen?"

11. Zijn broers waren jaloers op hem, maar zijn vader dacht er nog verder over na.

12. Op een keer waren zijn broers naar Sichem vertrokken om daar de schapen te hoeden.

13. Toen zei Israël tegen Jozef: "Je broers zijn bij Sichem de schapen aan het hoeden. Ik wil dat jij naar hen toe gaat." Jozef zei tegen hem: "Dat is goed."

14. Israël zei tegen hem: "Ga jij eens kijken hoe het met je broers en de schapen gaat. Kom dan terug om het mij te vertellen." En hij liet hem uit het dal van Hebron vertrekken. Jozef kwam bij Sichem.

15. Toen hij daar in het veld rondzwierf, kwam er een man naar hem toe. Hij vroeg Jozef: "Wat zoek je?"

16. Jozef antwoordde: "Ik zoek mijn broers. Weet je ook waar ze hun schapen aan het hoeden zijn?"

17. De man zei: "Ze zijn hier vertrokken. Ik heb hen horen zeggen dat ze naar Dotan wilden gaan." Toen ging Jozef zijn broers achterna en vond hen inderdaad in Dotan.

18. Ze zagen hem al van ver aankomen. Maar voordat hij bij hen was, bedachten ze een plan om hem te doden.

19. Ze zeiden tegen elkaar: "Daar komt die meesterdromer.

20. Laten we hem vermoorden en in één van de putten gooien. We zullen zeggen dat een wild dier hem heeft opgegeten. Dan zullen we eens zien wat er van zijn dromen terechtkomt."

21. Toen Ruben dit hoorde, wilde hij Jozef redden. Hij zei: "Laten we hem niet doden.

22. Jullie mogen geen bloed vergieten. Gooi hem in deze put in de woestijn, maar dood hem niet." Want hij was van plan hem te redden en naar zijn vader terug te brengen.

23. Toen Jozef bij zijn broers kwam, rukten ze hem de mooie gekleurde mantel af die hij aan had.

24. Ze grepen hem en gooiden hem in de put. Die was leeg: er stond geen water in.

Lees verder hoofdstuk Genesis 37