Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 37:33-36 BasisBijbel (BB)

33. Jakob herkende de mantel en zei: "Ja! Dat is de mantel van mijn zoon! Een wild dier heeft Jozef opgegeten!"

34. Hij scheurde zijn kleren, deed rouwkleren aan en treurde lang over zijn zoon.

35. Al zijn zonen en dochters deden hun best om hem te troosten. Maar hij wilde zich niet laten troosten. Hij zei: "Nee, ik zal blijven treuren totdat ik sterf en naar mijn zoon in het dodenrijk ga." Zo treurde zijn vader over hem.

36. De handelaars uit Midian verkochten Jozef in Egypte aan Potifar. Potifar was een dienaar aan het hof van de Farao. Hij was het hoofd van de lijfwacht van de koning.

Lees verder hoofdstuk Genesis 37