Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 31:14-21 BasisBijbel (BB)

14. Toen antwoordden Rachel en Lea: "Hebben we nog iets met onze vader te maken? Er is ook niets meer van de erfenis over.

15. Hij heeft ons verhandeld alsof we vreemdelingen waren. Ook heeft hij al ons geld opgemaakt.

16. Maar alle rijkdom die God van onze vader heeft afgepakt, is [ nu ] van ons en onze kinderen. Doe dus wat God tegen je heeft gezegd."

17. Toen maakte Jakob zich klaar om op reis te gaan en zette zijn kinderen en zijn vrouwen op kamelen.

18. En zijn hele kudde en alles wat hij verder had verdiend in Paddan-Aram, nam hij mee. Zo ging hij op weg naar zijn vader Izaäk in Kanaän.

19. Laban was op dat moment niet thuis. Hij was vertrokken om zijn schapen te scheren. Rachel kon daardoor ongemerkt de godenbeeldjes van haar vader stelen.

20. En Jakob kon ongemerkt bij Laban vertrekken, want hij vertelde hem niet dat hij vertrok.

21. Zo vluchtte hij weg met alles wat van hem was, stak de Rivier [ de Eufraat ] over en reisde in de richting van de bergen van Gilead.

Lees verder hoofdstuk Genesis 31