Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 31:1-8 BasisBijbel (BB)

1. Maar Jakob hoorde de zonen van Laban mopperen: "Jakob heeft onze vader alles afgenomen. Hij is rijk geworden van alles wat eerst van onze vader was."

2. Ook merkte hij dat Laban niet meer zo vriendelijk naar hem keek als eerst.

3. Toen zei de Heer tegen Jakob: "Ga terug naar je geboorteland en naar je familie. Ik zal met je zijn."

4. Jakob liet Rachel en Lea naar het veld komen waar hij met zijn kudden was.

5. Hij zei tegen hen: "Ik heb gemerkt dat jullie vader niet meer zo vriendelijk naar me kijkt als eerst. Maar de God van mijn vader is met mij geweest.

6. Ook weten jullie zelf dat ik heel erg hard voor jullie vader heb gewerkt.

7. Maar hij heeft mij bedrogen en mijn loon wel tien keer veranderd. Maar God heeft ervoor gezorgd dat ik daar geen last van had.

8. Als Laban zei: 'Jij mag de gespikkelde dieren als beloning hebben,' dan kregen alle dieren gespikkelde jongen. En als hij zei: 'Jij mag de gestreepte dieren als beloning hebben,' dan kregen alle dieren gestreepte jongen.

Lees verder hoofdstuk Genesis 31