Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 3:8-16 BasisBijbel (BB)

8. Toen hoorden ze de stem van de Heer God, die door de tuin wandelde in de avondwind. Haastig verstopten de man en zijn vrouw zich voor de Heer. Ze verborgen zich tussen de bomen van de tuin.

9. Maar de Heer God riep Adam en zei:

10. "Waar zit je?" Adam antwoordde: "Toen ik uw stem in de tuin hoorde, werd ik bang. Want ik ben naakt. Daarom heb ik me verstopt."

11. De Heer zei: "Wie heeft jou verteld dat je naakt bent? Heb je van de boom gegeten waarvan Ik had gezegd dat jullie daar niet van mochten eten?"

12. Adam zei: "De vrouw die U aan mij heeft gegeven, gaf mij een vrucht van de boom. Die heb ik opgegeten."

13. Toen zei de Heer tegen de vrouw: "Waarom heb je dat gedaan?" De vrouw zei: "De slang heeft mij bedrogen. Hij zei dat ik ervan moest eten en toen heb ik dat gedaan."

14. Toen zei de Heer God tegen de slang: "Omdat je dit hebt gedaan, ben je voortaan zwaar vervloekt. Je hele leven zul je op je buik kruipen en stof eten.

15. En jij en de vrouw zullen elkaars vijanden zijn. En jouw kinderen en haar kind zullen elkaars vijanden zijn. Haar kind zal jouw kop verpletteren en jij zal de hiel van haar kind verpletteren. "

16. Tegen de vrouw zei Hij: "Voortaan zul je veel meer problemen hebben als je in verwachting bent. En als je kinderen worden geboren, zal dat veel pijn doen. Altijd zul je naar je man verlangen en hij zal over je heersen."

Lees verder hoofdstuk Genesis 3