Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 3:17-24 BasisBijbel (BB)

17. Tegen Adam zei Hij: "Je hebt naar je vrouw geluisterd en van de verboden boom gegeten. Omdat je dat hebt gedaan, zal de grond voortaan vervloekt zijn. Je zal altijd, je leven lang, moeten zwoegen om eten te hebben.

18. Er zullen dorens en distels op je akkers groeien en je zal wilde planten eten.

19. Je zal je in het zweet moeten werken om brood te eten te hebben, totdat je teruggaat naar de aarde waaruit je bent ontstaan. Je bent van stof gemaakt en je zal ook weer stof worden."

20. Adam noemde zijn vrouw Eva [ (= 'bron van leven') ], omdat ze de moeder van alle mensen is geworden.

21. De Heer God maakte voor de mens en zijn vrouw kleren van dierenhuiden. Daarmee kleedde Hij hen aan.

22. En de Heer God zei: "De mens is nu net als Wij geworden. Want nu weet hij wat goed en wat kwaad is. Daarom mag hij nu niet meer van de boom van eeuwig leven eten. Want zo mag hij geen eeuwig leven krijgen."

23. Daarom stuurde de Heer God hem weg uit de tuin van Eden. Hij moest de aarde gaan bewerken waaruit hij was ontstaan.

24. Zo stuurde Hij de mens weg. Aan de oostkant van de tuin van Eden plaatste Hij engelen met een heen en weer flitsend vurig zwaard. Zij bewaakten de toegang tot de boom van eeuwig leven.

Lees verder hoofdstuk Genesis 3