Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 27:38-44 BasisBijbel (BB)

38. Hevig huilend antwoordde Ezau zijn vader: "Heeft u alleen die ene zegen, vader? Zegen mij alstublieft óók, vader!"

39. Toen antwoordde zijn vader: "Je zal ver van vruchtbare grond wonen, zonder dauw van de hemel.

40. Je zal leven van wat je zwaard voor je verovert en je zal je broer dienen. Maar er zal een tijd komen, als je heel erg je best doet, dat je zijn juk van je schouders zal kunnen afgooien."

41. Ezau haatte Jakob, omdat Izaäk Ezau's zegen aan Jakob gegeven had. Hij zei bij zichzelf: "Binnenkort zal onze vader sterven. Daarna zal ik mijn broer Jakob doden."

42. De mensen vertelden aan Rebekka wat haar oudste zoon had gezegd. Ze riep haar jongste zoon Jakob bij zich en zei tegen hem: "Je broer Ezau wil wraak op je nemen. Hij wil je doden.

43. Doe nu wat ik je zeg. Maak je klaar voor vertrek en vlucht naar mijn broer Laban in Haran.

44. Blijf daar totdat je broer niet meer zo kwaad is.

Lees verder hoofdstuk Genesis 27