Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 25:7-24 BasisBijbel (BB)

7. Abraham werd 175 jaar.

8. Toen stierf hij, oud en tevreden over zijn leven.

9. Zijn zonen Ismaël en Izaäk begroeven hem in de grot van Machpela, in de akker van Efron, de zoon van de Hetiet Zohar.

10. Die akker ligt bij Mamré. Het is de akker die Abraham van de Hetieten had gekocht. Daar werd hij begraven bij zijn vrouw Sara.

11. Na Abrahams dood zegende God zijn zoon Izaäk, die bij de put Lachai-Roï woonde.

12. Dit is de familie van Ismaël, de zoon van Abraham en de Egyptische vrouw Hagar. Hagar was de slavin van Sara.

13. Dit zijn de namen van de zonen van Ismaël, in de volgorde waarin ze geboren waren: Nebajot, de oudste zoon. Verder Kedar, Adbeël, Mibsam,

14. Misma, Duma, Massa,

15. Hadar, Tema, Jetur, Nafis en Kedma.

16. Dit zijn de twaalf zonen van Ismaël. Hun dorpen en tentenkampen zijn naar hen genoemd. Elke zoon was koning van zijn stam.

17. Ismaël was 137 jaar toen hij stierf.

18. En deze stammen woonden van Havila tot Sur, dat ten oosten van Egypte ligt, in de richting van Assur. Ze woonden bij elkaar in de buurt.

19. Dit is de familie van Izaäk, de zoon van Abraham. Abraham had een zoon gekregen: Izaäk.

20. Izaäk was 40 jaar toen hij met Rebekka trouwde. Zij was de dochter van Betuël, de Arameeër uit Paddan-Aram. Laban was haar broer.

21. Izaäk bad vurig voor zijn vrouw, want ze kon geen kinderen krijgen. De Heer verhoorde zijn gebed en Rebekka raakte in verwachting.

22. Ze merkte dat de kinderen in haar buik elkaar aan het duwen waren. Toen zei zij: "Als het zo gaat, waarom overkomt mij dat dan?" Ze ging het aan de Heer vragen.

23. Hij antwoordde haar: "Er zijn twee volken in jouw buik. Twee verschillende landen zullen uit je ontstaan. Het ene volk zal sterker zijn dan het andere volk. En [ het sterkere volk van ] de oudste zoon zal [ het volk van ] de jongste zoon dienen."

24. Toen de tijd van de zwangerschap om was, kreeg ze inderdaad een tweeling.

Lees verder hoofdstuk Genesis 25