Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 19:23-35 BasisBijbel (BB)

23. De zon ging net op toen Lot in Zoar aankwam.

24. Toen liet de Heer zwavel en vuur uit de hemel op Sodom en Gomorra neerregenen.

25. En Hij keerde die steden om, met het hele gebied er omheen, alle bewoners van de twee steden en alle akkers.

26. Maar Lots vrouw, die achter Lot liep, keek om en veranderde in een zoutpilaar.

27. De volgende ochtend ging Abraham al vroeg naar de plaats waar hij met de Heer had gesproken.

28. Hij keek in de richting van de vlakte waar Sodom en Gomorra lagen. Hij zag dat er rook van de aarde opsteeg, als de rook van een oven.

29. Toen God de steden in de vlakte verwoestte, was God niet vergeten wat Hij Abraham had beloofd. Hij dacht aan wat Abraham Hem had gevraagd. Daarom redde Hij Lot toen Hij de steden omkeerde waarin Lot had gewoond.

30. Lot durfde niet in Zoar te blijven. Hij ging met zijn twee dochters in een grot in de bergen wonen.

31. De oudste dochter zei tegen de jongste dochter: "Onze vader is al oud en er is hier nergens een man om mee te trouwen, zoals dat hoort.

32. Laten we onze vader zoveel wijn te drinken geven dat hij dronken wordt, en dan met hem naar bed gaan. Dan zullen we door hem toch kinderen krijgen en zal de familie van onze vader blijven bestaan."

33. Die avond gaven ze hun vader veel wijn te drinken, zodat hij dronken werd. En de oudste dochter ging bij haar vader liggen en ging later weer weg. Lot wist er later niets van.

34. De volgende morgen zei de oudste dochter tegen de jongste: "Ik ben gisteren met mijn vader naar bed geweest. We zullen hem ook deze avond veel wijn te drinken geven. Dan ga jij met hem naar bed. Dan zullen we door onze vader kinderen krijgen en zal de familie van onze vader blijven bestaan."

35. Zo gaven ze hun vader ook die avond veel wijn te drinken, zodat hij dronken werd. Nu ging de jongste dochter bij haar vader liggen en ging later weer weg. En Lot wist er later niets van.

Lees verder hoofdstuk Genesis 19