Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 19:12-28 BasisBijbel (BB)

12. Toen zeiden de mannen tegen Lot: "Wie horen er hier nog meer bij jou? Zijn je dochters verloofd? Heb je nog meer zonen of dochters? Als er in de stad nog meer mensen bij jou horen, neem hen dan mee, de stad uit.

13. Want we gaan deze stad verwoesten. De Heer heeft gehoord dat er luid wordt geklaagd over de slechtheid van de mensen hier. Daarom heeft Hij ons gestuurd om de stad te vernietigen."

14. Toen ging Lot naar de mannen die met zijn dochters zouden trouwen en zei: "Kom mee, vlucht de stad uit, want de Heer gaat de stad verwoesten." Maar ze dachten dat hij hen voor de gek hield.

15. Het begon dag te worden. Daarom drongen de engelen er bij Lot op aan dat hij moest opschieten. Ze zeiden: "Kom mee en vlucht met je vrouw en je twee dochters. Dan zullen jullie niet worden gedood. Want de stad gaat verwoest worden vanwege alle misdaden die hier gebeuren."

16. Maar Lot bleef aarzelen. Daarom grepen de mannen hem, zijn vrouw en zijn twee dochters bij de hand en brachten hen de stad uit. Want de Heer wilde hen redden.

17. Zodra ze buiten de stad waren, zeiden ze: "Ren voor je leven! Kijk niet om en blijf niet hier in de vlakte staan. Vlucht naar de bergen, zodat jullie niet sterven."

18. Maar Lot zei: "Nee, heer, kijk toch!

19. U bent zo goed voor mij geweest en heeft mijn leven gered. Maar de bergen zijn te ver! Dat haal ik niet! De ramp zal mij inhalen en mij doden.

20. Kijk, dat stadje daar is dichtbij genoeg om naartoe te vluchten. Dat is maar een klein stadje. Dat kunt u toch wel heel laten? Dan kan ik daarheen vluchten om in leven te blijven."

21. Toen zei de engel tegen hem: "Ik zal ook nu doen wat je vraagt. Ik zal dat stadje niet omkeren.

22. Schiet op, vlucht daar maar heen. Want ik zal niets kunnen doen voordat jullie daar zijn aangekomen." Daarom noemen de mensen die stad [ sindsdien ] Zoar [ (= 'klein') ].

23. De zon ging net op toen Lot in Zoar aankwam.

24. Toen liet de Heer zwavel en vuur uit de hemel op Sodom en Gomorra neerregenen.

25. En Hij keerde die steden om, met het hele gebied er omheen, alle bewoners van de twee steden en alle akkers.

26. Maar Lots vrouw, die achter Lot liep, keek om en veranderde in een zoutpilaar.

27. De volgende ochtend ging Abraham al vroeg naar de plaats waar hij met de Heer had gesproken.

28. Hij keek in de richting van de vlakte waar Sodom en Gomorra lagen. Hij zag dat er rook van de aarde opsteeg, als de rook van een oven.

Lees verder hoofdstuk Genesis 19