30. En Abraham zei: "Heer, word alstublieft niet boos als ik nóg iets zeg. Maar misschien vindt U er maar 30 goede mensen." En de Heer zei: "Ik zal het niet doen als Ik er maar 30 vind."
31. En Abraham zei: "Ik ben zo brutaal om weer tegen de Heer te spreken. Maar misschien vindt U er maar 20 goede mensen." En de Heer zei: "Dan zal Ik de stad niet verwoesten, om die 20 te redden."
32. En Abraham zei: "Heer, word alstublieft niet boos als ik nog één keer iets zeg. Maar misschien vindt U er maar 10 goede mensen." En Hij zei: "Dan zal Ik de stad niet verwoesten, om die 10 te redden."
33. Toen Hij uitgesproken was met Abraham, ging de Heer weg. En Abraham ging naar huis terug.