1. Hierna zei de Heer tegen Abram: "Wees niet bang, Abram. Ik ben jouw schild [ dat jou beschermt ]. Ik ben Zelf jouw grote beloning."
2. Abram zei: "Heer God, wat wilt U mij dan geven? Want ik zal sterven zonder kinderen gekregen te hebben. Mijn knecht Eliëzer uit Damaskus beheert mijn huis.
3. Hij zal alles van mij erven, omdat U mij geen kinderen heeft gegeven."
4. Maar de Heer zei tegen hem: "Niet hij zal alles erven, maar jouw eigen zoon zal alles erven."
5. Toen bracht de Heer hem naar buiten en zei: "Kijk eens omhoog naar de hemel. Tel de sterren, als je kan." En Hij zei tegen hem: "Kijk, zo ontelbaar groot zal jouw familie worden."
6. Abram geloofde de Heer. Dat is wat de Heer wil, en daarom was de Heer blij met Abraham.