Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 12:16-19 BasisBijbel (BB)

16. En hij was goed voor Abram, omdat hij met Saraï wilde trouwen. Hij gaf hem schapen, koeien, ezels, slaven, slavinnen, vrouwtjes-ezels en kamelen.

17. Maar de Heer strafte de Farao en iedereen in zijn paleis met allerlei ziekten, omdat hij Saraï, de vrouw van Abram, bij zich in huis had gehaald.

18. Toen riep de Farao Abram en zei: "Waarom heb je dit gedaan? Waarom heb je me niet verteld dat ze je vrouw is?

19. Waarom heb je gezegd dat ze je zus is? Ik was bijna met haar getrouwd! Hier is je vrouw weer. Neem haar mee en verdwijn!"

Lees verder hoofdstuk Genesis 12