Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 1:26-31 BasisBijbel (BB)

26. En God zei: "Laten We mensen maken, mensen die op Ons lijken. Ze zullen heel erg op Ons lijken. Ze moeten zorgen voor de vissen in de zee, de vogels in de lucht, het vee, de kruipende dieren en voor de hele aarde."

27. En God maakte de mens. Hij maakte hem zó, dat hij heel veel op Hem leek. De mens leek heel erg op Hem. Hij maakte een man en een vrouw.

28. God zegende hen en zei tegen hen: "Krijg veel kinderen, zodat er heel veel mensen komen. Ga over de hele aarde wonen en heers over de aarde. Zorg voor de vissen in de zee, de vogels in de lucht en de kruipende dieren.

29. Jullie mogen eten van alle planten, bomen en vruchten.

30. Maar alle grote dieren, alle vogels en alle kruipende dieren mogen van het gras eten." Dat gebeurde.

31. En God keek naar alles wat Hij gemaakt had en het was heel goed. Toen werd het avond en weer ochtend: de zesde dag was voorbij. (lees verder)

Lees verder hoofdstuk Genesis 1